Wat is de betekenis van torren?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

torren

1) (1923) (zeem.) wachtlopen. • Bertus praatte van een ‘mokkie koffie’ ook. Wanneer je koksmaatje was, heette je die week ‘het zeuntje’; een schotel heette ‘balie’, dweilen heette ‘zwabberen’; als je aan de wal ging ‘passagieren’ en als je de wacht had, noemden ze dat ‘torren&rs...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

torren

torren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tor

2024-04-24
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Torren

mogen; man tor nit, men mag niet; Middelhoogduits turren.

2024-04-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Torren

zie Kevers.

2024-04-24
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Torren

zie Kevers