Wat is de betekenis van toonvast?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toonvast

toonvast - Bijvoeglijk naamwoord 1. de juiste toon houdend Woordherkomst samenstelling van toon(zelfstandig naamwoord) en vast(bijvoeglijk naamwoord) Verwante begrippen toonvastheid

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toonvast

adj. & adv., noatfêst.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toonvast

bn. (-er, meest-), (muz.) niet uit de toon gaande, de toon goed houdende.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toonvast

bn.; van de vereiste toon niet afwijkende: deze zanger is toonvast.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toonvast

('to:n) bn. en bw. (-er, meest -) blijvend in de toon, niet uit de toon gaand : een -e zanger.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Toonvast

bn. (-er, meest-), (muziek) niet uit de toon gaand, de toon goed houdend.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Toonvast

Toonvast - bn. (-er, meest -), (muz.) niet uit den toon gaande, den toon niet verliezende.