Wat is de betekenis van Toonen?

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Toonen

Toonen - (toonde, heeft getoond), laten zien : iem. een boek toonen; zijn werk toonen; iets met den vinger toonen ; (zeew.) eene vlag, zijn kleuren toonen, zich door het hijschen der vlag doen kennen ; moed toonen, laten zien dat men moed heeft; — zijne hielen toonen-, wegloopen, op de vlucht gaan ; — tem. eene vuist toonen, hem met de...

2024-04-25
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Toonen

zie Dag (aan den . . . leggen).

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Toonen

Toonen, bw. gel. (ik toonde, heb getoond), wijzen, laten zien, te kennen geven; (fig.) zijne hielen -, wegloopen. ZICH -, ww. zich laten zien, zich aanstellen; nu moet hij zich -, nu moet hij laten zien wie hij is of wat hij kan; (taalk.) de -de of aan -de wijze. *-, ow. klinken, weêrklinken. *...ER, m. (-s), die (iets) toont, aanwijst; zie T...

2024-04-25
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Toonen

b.w. - In de samenstelling: een vlag toonen, kleuren toonen (zich door het hijschen der vlag doen kennen). Zie vlag. Zy naadren zonder vlag te toonen, Maar ras ontdekt zich wie ze zendt. Van Haren, de Geuzen.