Tooi
m., wat dient om te tooien, opschik, sieraad, versiering; — (oneig.) de tooi der velden, de bloemen en kruiden.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., wat dient om te tooien, opschik, sieraad, versiering; — (oneig.) de tooi der velden, de bloemen en kruiden.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip tooi heeft 2 verschillende betekenissen: 1) voorwerp waarmee iemand zich tooit. Vaak in toepassing op iets dat het hoofd tooit, bv. een kroon of een lauwerkrans. 2) bloesempracht. bloesempracht, bloeipracht of kleurenpracht van bomen.
Wiktionary (2019)
tooi - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) versiersel dat dient om te tooien tooi - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tooien ♢ Ik tooi 2. gebiedende wijs van tooien ♢ tooi! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenw...
Dr. E. Schröder (1980)
Het zelfstandige naamwoord tooi is de stam van het werkwoord tooien. Eigenlijk is tooien: gereedmaken, vervaardigen, een betekenis die men nog terugvindt in de samenstelling voltooien. Tooi werd vroeger gebruikt in de zin van: manier om zich te kleden, dracht, mode. In de zestiende eeuw bestond de zegswijze: naarde tooi staan voor: belust zijn op m...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: