Wat is de betekenis van tonder?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tonder

(19e eeuw) (Barg.) praatje. • Tonder, (barg.), praatje; die tonder is vermuft, dat praatje geloof ik niet. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2024-04-18
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

tonder

tonder - Elke zeer vlambare, droge substantie die gemakkelijk vlam vat en wordt gebruikt om vuur te maken of om vuur naar iets anders over te brengen.

2024-04-18
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Tönder

(Duits: Tondern), Deense stad in Jutland, bij de Duitse grens, telt (1945) ca 7000 inw. De stad is opvangcentrum van toeristen; zij werd in 1920 door Duitsland afgestaan.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tonder

o.; zie tondel.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tonder

= → tondel.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

tonder

→tondel.

2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Tonder

of tondel, van den Germ. wt. tetid = branden, gloeien; zie Tintelen; en vgl. ’t Fr. tondre = vonk. Ook op de lucifersdoosjes: Tandstickor = brandsteker; en ’t Hgd. Zündhölzchen; letterlijk brandhoutjes, zooals ook de Transv. Boeren voor lucifers zeggen.

2024-04-18
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Tonder

zie Tondel.