Wat is de betekenis van tof?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tof

(1824) (oorspr. Barg. en jeugd, thans inf.) goed; leuk; fijn. Vgl. Duits: 'toff'. • David, dacht ik, dat is tof; zal jij koopen voor twee dubbeltjes, zal jij hebben twee kansen. (Justus van Maurik: Uit één pen. Novellen en schetsen.1886) • Touv (tof), (hebr.), goed. Mazzel touv (Mazzal-tof) = goed geluk! gewone gelukwensch...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tof

tof - Bijvoeglijk naamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) goed, mooi, leuk, fijn 2. populair, gaaf, cool Dat is de tofste gozer die ik ken. tof - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) 22ste, laatste letter van het alfabet 2. (Jiddisch-Hebreeuws) getal vierhonderd Woordh...

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

tof

goed, betrouwbaar, van de goede soort Volgens de Grote Van Dale (2005) in 1824 voor het eerst aangetroffen. Omstreeks 1840 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordverzameling uit Zele in Oost-Vlaanderen. Het komt hierin voor in de vormen tof, toffer en tofferen, voor respectievelijk ‘goed’, ‘beter’ en ‘beteren’. Sommigen...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tof

tof - bijvoeglijk naamwoord 1. heel erg goed of leuk ♢ ik vind het tof dat je met me mee gaat Bijvoeglijk naamwoord: tof de/het toffe ... Synoniemen cool, eindeloos, enig, fantastisch, formidabel, gaaf, geweldig, grandioos...

2024-04-25
Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

tof

zie smous.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Tof

leuk; fijn

2024-04-25
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Tof

goed; Hebreeuws tow, idem; overgegaan in het Nederlands, waar de betekenis zich zelfstandig verder ontwikkeld heeft vergelijk een toffe boel, toffe jongens.

2024-04-25
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Tof

goed, fijn: een toffe vogel, toffe muziek.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

tof

bn., bw., 1. akelig, naar, vervelend, ‘taai’. Waarom mag ik niet op straat? Daar spelen juist al die kinderen ( ). Ik wil ook gaan, het is zo tof om alleen te spelen (Rappa 1980: 64). Je moet je hersens weten te gebruiken en sores toffe risico’s nemen (Rappa 1984: 61). 2. hard, ruw, stoer; gewelddadig (vaak in waarderende zin). E...