Wat is de betekenis van toevlucht?

2024-10-11
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toevlucht

toevlucht - Zelfstandignaamwoord 1. plaats of persoon waar je bescherming kunt vinden Hij zocht zijn toevlucht in leugen en bedrog maar dat werkte natuurlijk helemaal niet. Het verlegen jongetje zocht zijn toevlucht bij zijn moeder toen hij voor het eerst...

2024-10-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toevlucht

toevlucht - zelfstandig naamwoord uitspraak: toe-vlucht 1. iemand of iets waar je bescherming bij zoekt ♢ fijn dat ik mocht komen, jij bent mijn laatste toevlucht 2. plaats waar je schuilt ♢ de...

2024-10-11
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toevlucht

s., taflecht.

2024-10-11
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toevlucht

v., 1. persoon bij wie, zaak waarbij of plaats waar men bescherming, veiligheid, hulp enz. zoekt: God, onze toevlucht en onze kracht; zij was de troost en toevlucht van allen die haar kenden; dit middel was zijn laatste toevlucht; — wijkplaats, schuilplaats: de openbare leeszaal werd zijn toevlucht; — (-en) a...

2024-10-11
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toevlucht

v.; 1. wijk-, schuilplaats: nergens een toevlucht vinden; 2. toeverlaat, steun, hulp: God is een toevlucht voor de zijnen; zijn toevlucht tot.

2024-10-11
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toevlucht

('toe) v. (-en) I. Eig. wijk-, schuilplaats waarheen men vlucht: ergens een vinden. II. Metf. 1. hulp, steun: God is een voor de zijnen; tot iemand zijn nemen. 2. hulpmiddel: dat was zijn laatste -.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-11
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Toevlucht

v./m., 1. wijkplaats, schuilplaats: de openbare leeszaal werd zijn toevlucht; (en) asiel: toevlucht voor daklozen; 2. troost, hulp, steun: bij haar zocht hij steeds troost en toevlucht; zijn toevlucht nemen tot, proberen.