toevallen
toevallen - Werkwoord 1. (intr) bedeeld worden met, ten deel vallen 2. (intr) dichtvallen ♢ Het kindje had slaap en zijn oogjes vielen toe toevallen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toeval Woordherkomst samenstelling van toe en vallen