Wat is de betekenis van toeschouwer?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

toeschouwer

Het begrip toeschouwer heeft 3 verschillende betekenissen: 1) iemand die naar iets kijkt. iemand die naar iets kijkt dat de aandacht trekt; iemand die een schouwspel waarneemt. 2) iemand die een show bijwoont. iemand die een show, voorstelling, wedstrijd of iets dergelijks bijwoont. 3) iemand die kunst bekijkt. iemand die kun...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toeschouwer

toeschouwer - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die naar iets kijkt De toeschouwers zagen hoe hij verdonk en belden direct 112. 2. een bezoeker van een wedstrijd of een voorstelling In het stadion waren veel toeschouwers aanwezig. Woordherkoms...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toeschouwer

toeschouwer - zelfstandig naamwoord uitspraak: toe-schou-wer 1. wie naar iets kijkt of het ziet gebeuren ♢ de toeschouwers applaudisseerden voor de clown Zelfstandig naamwoord: toe-schou-wer de toeschouwer ...

2024-04-25
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

toeschouwer

Een toeschouwer is een persoon die een voorstelling (3) bijwoont; alle toeschouwers samen vormen het publiek.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

toeschouwer

toeschouwer - Te gebruiken voor personen die bij evenementen aanwezig zijn en deze bekijken. Gebruik 'kijkers (personen)' voor personen die exposities, losse kunst- of architectonische werken, televisieprogramma's of bioscoopfilms bekijken. Gebruik 'publieksgroepen' voor groepen toeschouwers of kijkers.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toeschouwer

s., taskôger.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toeschouwer

m. (-s), iem. die met een zekere aandacht naar iets kijkt: voor de opmerkzame toeschouwer was dit geen geheim; in ’t bijz. gezegd van de personen die een voorstelling bijwonen: onder de toeschouwers bevonden zich enige officieren: de ruimte voor de toeschouwers; bij uitbr. ook gezegd van iem. die slechts passief ergens bi...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toeschouwer

m. toeschouwers (toekijker; iem., die [rustig] naar iets staat te kijken).