Wat is de betekenis van toerfietser?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toerfietser

toerfietser - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die op de fiets op vakantie gaat De toerfietser die in een niet aan de omstandigheden - wind, helling, wegdek - aangepaste versnelling rijdt, kenmerkt zich als een grote beunhaas. Woordherkomst samenstelling van toer en fietser

2024-04-18
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Toerfietser

Toerfietser - iemand die in groepsverband grote fietstochten maakt. Zie wielertoerist.

2024-04-18
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

toerfietser

toerfietser: amateurfietser, of een beroepsrenner die op zijn gemak fietst, geen inspanning wil leveren.

2024-04-18
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

toerfietser

Iemand die in groepsverband grote fietstochten maakt. Zie ook wielertoerist. Hij zal verrekte hard moeten rijden, die berggeit Winnen, wil hij zo’n achterstand vanaf Luz St-Sauveur naar de top van de Tourmalet op me goedmaken. Met alle respect voor die kuitenbijter, een handicap van een half uur moet genoeg zijn voor een getrainde toerfietser. (Tro...

2024-04-18
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

toerfietser

(de; -s) - fietser die toertochten maakt