Wat is de betekenis van toelopen?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toelopen

toelopen - Werkwoord 1. (intr) toeschieten, toesnellen, afgaan op, afkomen op, gaan naar 2. (intr) uitlopen, eindigen toelopen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toeloop Woordherkomst samenstelling van toe en lopen

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toelopen

toelopen - onregelmatig werkwoord uitspraak: toe-lo-pen 1. het ergens heen lopen ♢ verheugd liep hij naar mij toe 1. het volk kwam toegelopen [stroomde samen, liep te hoop] ...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toelopen

v., tarinne; (schuins), gearje.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toelopen

(liep toe, is toegelopen), 1. (onoverg.) ergens heen lopen, zich naar een zeker doel begeven: de schipper die op de roerganger wou toelopen; — aanlopen, naderbijlopen: toelopende hazen; komen toelopen; — (van vloeistoffen en sommige andere zaken) in een bepaalde richting stromen, vloeien, zich bewegen: als je d...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toelopen

liep toe, i. toegelopen (1 naar iem. lopen; 2 toestromen; 3 uitlopen, eindigen op): 1. hij kwam (op mij) toelopen; 2. het volk liep toe; 3. spits toelopen, met een spits uiteinde.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toelopen

('toe) (liep toe, is toegelopen) 1. lopen naar: hij kwam toegelopen. 2. samenstromen: het volk liep overal toe. 3. korter zijn: dat pad loopt toe. 4. eindigen: een spits toelopend mes.

Gerelateerde zoekopdrachten