Wat is de betekenis van toekomst?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toekomst

toekomst - Zelfstandignaamwoord 1. de tijd die komen gaat In de toekomst zullen robots al het werk gaan doen. Woordherkomst Naamwoord van handeling van toekomen met het achtervoegsel -st Verwante begrippen verschiet

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toekomst

toekomst - zelfstandig naamwoord uitspraak: toe-komst 1. tijd die nog komt ♢ niemand weet wat de toekomst brengen zal 1. in de toekomst wil ik gaan studeren [ooit doe ik dat] ...

2024-04-24
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

TOEKOMST

socialistisch weekblad voor Zeeland en West-Brabant, opgericht in 1893, redacteur-uitgever was Joh. v. d. Veer; al spoedig werd de aandacht uitsluitend op Zeeland gericht; werd vermoedelijk Tolstojaan, later sociaal-democratisch.

2024-04-24
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Toekomst

In dit woord, dat thans uitsluitend aanduidt: de tijd die na het heden komt, de periode die nog voor ons ligt, kan men nog gemakkelijk de oorspronkelijke betekenis herkennen. Toe-komst is: het naar iemand toekomen, de nadering, de aankomst, de komst. Zo sprak men van de toekomst Christi, in de zin van: de komst van Christus. In woorden als: komst,...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toekomst

s., takomst; een goedetegemoet gaan (b.v. door huwelijk), goed oankomme.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toekomst

v., 1. tijd die komen moet: in de toekomst zie ik al dat...; de toekomst voorspellen; de toekomst behoort aan de jeugd; 2. gunstige vooruitzichten: er zit toekomst in dat vak; die zaak heeft geen toekomst, kan niet vooruitgaan, winstgevend worden; 3. toekomstig (levens)lot: een schone toekomst is voor hem weggelegd; onze to...

2024-04-24
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Toekomst

Troostprijs voor het Heden. — Wissel op de Eeuwigheid. — Wat komt, afgescheiden van ’t geen je toekomt.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toekomst

v. (1 de tijd, die nog komen moet; 2 goede vooruitzichten, te wachten voordeel): 1. in de toekomst; rekenen op de toekomst; het kind is de toekomst; de jeugd heeft de toekomst in handen; 2. ik zie er niet de minste toekomst in; die zaak heeft geen toekomst.