Wat is de betekenis van toebehoren?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toebehoren

toebehoren - Werkwoord 1. absoluut het eigendom zijn van Die fiets behoort hem toe. Woordherkomst samenstelling van toe(bijwoord) en behoren(werkwoord)

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toebehoren

toebehoren - zelfstandig naamwoord uitspraak: toe-be-ho-ren 1. alle dingen die erbij horen ♢ ze kreeg een naaimachine met toebehoren Zelfstandig naamwoord: toe-be-ho-ren het toebehoren

2024-04-18
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

toebehoren

Van een spel aan een partij: op grond van de puntenkracht het eigendom zijn van noord-zuid of oost-west, d.w.z. dat een van de partijen het meest in aanmerking komt voor een positieve score op het spel. Zie ook: onze hand

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toebehoren

v., ta(bi)hearre, hearre.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toebehoren

I. (behoorde toe. heeft toebehoord), 1. (rechtens) toekomen: tot de bevoegdheid behoren van: de Kamer zou gekomen zijn op het terrein van de uitvoerende macht en rechten hebben uitgeoefend welke aan deze laatste toebehoren; 2. het eigendom of bezit zijn van: zaken die aan niemand toebehoren; dat behoort hem toe; (fig.) hij had...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toebehoren

1. behoorde toe, h. toebehoord (behoren aan, het eigendom zijn van): die weide heeft mij nog eens toebehoord; 2. o. (datgene, wat bij iets behoort [om volledig te zijn]): geleverd, een rijwiel met toebehoren.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Toebehoren

I. (behoorde toe, heeft toebehoord), 1. (rechtens) toekomen; tot de bevoegdheid behoren van; 2. het eigendom of bezit zijn van: zaken die aan niemand toebehoren; II. zn. o. (g. mv.), alles wat tot iets behoort om het volledig te maken.