Wat is de betekenis van tochten?

als luchtstroom trekken. als koude luchtstroom door een ruimte trekken. Voorbeelden: Hij ging haar tikkend met zijn stok voor naar de hal waar het tochtte door het ontbreken van ramen en deuren. Margriet de Moor, Kreutzersonate, 2001 'Dag Barry-Toni,' schreeuwde Muisje in de richting van de slaapkamer. 'Dat zei...

(1979) (Rotterdam, jeugd) stelen, jatten*. • Tochten: jatten. NJN. Rotterdam. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal)

tochten - Werkwoord 1. (onpr) trekken van de wind 2. (onpr) de tocht doorlaten tochten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tocht

tochten - regelmatig werkwoord uitspraak: toch-ten 1. het hinderlijk bewegen van de lucht in een ruimte ♢ het tocht door de kier van het raam Regelmatig werkwoord: toch-ten het tocht zij...

v., sige, lûke, giberje, smûge; het tocht hier erg, it siicht hjir as in syl.

...

(tochtte, heeft getocht), 1. de zakking van een in te heien paal, telkens na een tocht (bet. 1.) van dertig slagen opnemen en aantekenen; 2. (onpers.) het tocht hier, er is een trekking in de lucht, men voelt een luchtstroom; 3. tocht doorlaten: dit venster tocht; 4. als tocht waaien: de wind tocht in het haardvuur; 5. (niet alg.) een...

het tochtte, h. getocht (1 trekken van de wind; 2 de tocht doorlaten): 1. wat tocht het hier! 2. dit raam tocht.

of tochtslooten van een polder zijn de hoofdafvoerslooten, die het polderwater, aangevoerd door de zij- en kavelslooten, naar het gemaal of de uitwateringssluis voeren.