tiptop
prima. prima, uitstekend; in orde. Voorbeelden: 'Hoe zag die man eruit?' vroeg Blok. 'Recht als een kaars,' snikte vadertje, 'geen spetje, geen smetje, alles tiptop.' Willem Brakman, Een weekend in Oostende, 1982 Tiptop gekleed in zwarte leren jas betrad de coach de grasmat. NRC, 1994