tillen
(1953) (inf.) afzetten, bedriegen, een loer draaien, op een listige manier benadelen; oplichten; ook wel `beroven'. De beeldspraak die hier gebruikt wordt, is in feite dezelfde figuurlijke betekenis als in oplichten: `in de hoogte tillen, optillen' en vandaar `ontvoeren; afhandig maken'. Zie ook in de teil tillen*, in het schip tillen*. Er bestaat...