Wat is de betekenis van tijdvak?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tijdvak

Het begrip tijdvak heeft 4 verschillende betekenissen: 1) lange, begrensde, historische periode. begrensde, lange periode in een tijdrekening of jaartelling die men als een eenheid beschouwt op grond van kenmerkende ontwikkelingen, gebeurtenissen of gedachtegoed; historische periode die als een eenheid wordt beschouwd. 2) lange, niet-ste...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tijdvak

tijdvak - Zelfstandignaamwoord 1. een begrensd deel van de tijd (tijdsinterval) In dat tijdvak zijn de winsten sterk gestegen. 2. (geologie) een van de tijdperken waarin een periode verdeeld is In het huidige tijdvak (het holoceen, van 10.000 v. Chr. tot...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tijdvak

tijdvak - zelfstandig naamwoord uitspraak: tijd-vak 1. periode waarin je de geschiedenis kunt verdelen ♢ die munt is uit het tijdvak van de Romeinse overheersing Zelfstandig naamwoord: tijd-vak het tijdvak ...

2024-03-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

tijdvak

periode van de geschiedenis die één geheel vormt, b.v. Oudheid, Middeleeuwen, Nieuwe Geschiedenis, gekenmerkt door bepaalde overheersende trekken of ideeën. Ook periode die beheerst wordt door een bepaalde persoon (Augustus, Lodewijk XIV), idee (Romantiek, Evolutie) of uitvinding (stoommachine, atoomkracht).

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tijdvak

s.n., tiidrek (it).

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tijdvak

o. (-ken), 1. elk der grote afdelingen waarin men het bestaan of de geschiedenis van de aarde, van de mensheid enz. kan verdelen: het tijdvak der Kruistochten; het eerste stadhouderloze tijdvak; 2. tijd van betrekkelijk korte duur, tijdperk: het tijdperk van 8 Oct. 1946 tot 7 April 1947.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tijdvak

o. tijdvakken (afdeling, zeker aantal jaren, tijdsverloop tussen enige merkwaardige gebeurtenissen): men kan de geschiedenis der aardkorst verdelen in vijf tijdvakken.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tijdvak

('tijt) o (-ken) tijdperk : een van de geschiedenis.