Wat is de betekenis van Tijd?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tijd

Het begrip tijd heeft 8 verschillende betekenissen: 1) grootheid uitdrukbaar in tijdseenheden. grootheid die waargenomen wordt als de ononderbroken en onomkeerbare voortgang en opeenvolging van gebeurtenissen en verschijnselen en die meetbaar is in eenheden als seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen en millennia; ook:...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tijd

tijd - Zelfstandignaamwoord 1. de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden Doorheen de tijd heeft de aarde al heel wat evoluties meegemaakt. 2. de tijd: de rust Je moet hem even de tijd gunnen om dit werk af te maken....

2024-04-19
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Tijd

Er is een tijd van (een bepaalde bezigheid) en (de tegenovergestelde bezigheid), voor alles is er een goed, gepast, tijdstip. Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan, gezegd als iemand wil vertrekken. Deze nog vaak gebruikte constructie gaat terug op het begin van het derde hoofdstuk van het bijbelboek Prediker, een gedicht van zeven m...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tijd

tijd - zelfstandig naamwoord 1. reeks van momenten ♢ dat is een tijd geleden 1. de tijd vliegt [hij gaat snel voorbij] 2. de tijd zal het leren ...

2024-04-19
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

tijd

(de; -en) SP - opgenomen tijdsverloop waarin een bepaalde afstand is afgelegd, bv. tijdens een tijdrit in de Tour de France: een goede tijd maken, rijden; welke tijd heeft hij gereden?

2024-04-19
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

tijd

(de; -en) SP - opgenomen tijdsverloop waarin een afstand is afgelegd: de 400 meter op tijd lopen, terwijl de tijd wordt opgenomen.

2024-04-19
Projectmanagement

Projectmanagement

Tijd

Planning vooraf en voortgangsbewaking.

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

tijd

- op tijd en stond, op het geschikte ogenblik. Dat verhinderde niet dat hij het nooit kan laten om op tijd en stond zelf naar zijn leeftijd te verwijzen. Het bewijst vooral dat hij erg fier is op wat hij op zijn leeftijd presteert. - DS, 03-03-2003. - in één tijd, in één keer, zonder onderbreken. Ik nam d...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

tijd

In de Economische liedjes [1781] van Elisabeth Bekker komt o mijn tijd voor. Volgens het wnt hebben wij hier, maar ook bij lieve tijd, met een bastaardvloek te doen. Tijd is hier in de plaats gekomen van hemel. In de exclamatie wel mijn tijd! is tijd een substituut van God. Ook nu nog hoort me...