Wat is de betekenis van thuishoorde?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

thuishoorde

thuishoorde - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van thuishoren ♢... dat ik thuishoorde ♢... dat jij thuishoorde ♢... dat hij, zij, het thuishoorde

Gerelateerde zoekopdrachten