Wat is de betekenis van thuisbrengen?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

thuisbrengen

(1994) (politie) zie citaat. • Het blijkt dat de organisatie niet alleen professionele afluisteraars in dienst had, maar ook kon beschikken over financiële deskundigen, juridische adviseurs en technische experts. Instructeurs van de divisie 'beveiliging' trainden bendeleden in technieken hoe ze observatieteams van de politie konden ontmas...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

thuisbrengen

thuisbrengen - Werkwoord 1. (ditr) iets of iemand naar huis vervoeren Ik kreeg dat netjes door hem thuisgebracht. Woordherkomst samenstelling van thuis en brengen

2024-03-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

thuisbrengen

Ook: binnenbrengen. Door kundig afspel maken (van een doorgaans moeilijk contract).

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

thuisbrengen

thuisbrengen - onregelmatig werkwoord uitspraak: thuis-bren-gen 1. naar huis brengen ♢ de leraar bracht het zieke meisje thuis 1. het niet kunnen thuisbrengen [niet weten waar je het van kent]...

2024-03-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

thuisbrengen

(bracht thuis, heeft thuisgebracht), (i.h.b.:) mee naar zijn/haar eigen huis nemen om aan de huisgenoten voor te stellen (gezegd van persoon van de andere sexe waarmee een verhouding groeiende is). Ik heb nog nooit één thuisgebracht toch , zei ik. O, zei ze, dus deze is ernstig, om hoe laat breng je haar? Ik wil thuis zijn (Dobru 1967...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Thuisbrengen

v., thúsbringe; iem, niet kunnen(herkennen), immen net thús-, to plak, weibringe kinne.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Thuisbrengen

(bracht thuis, heeft thuisgebracht), 1. naar huis brengen : hij wou de meisjes thuisbrengen, doch die waren al verdwenen ; 2. (fig.) brengen waar iets of iem. (be)hoort: dat moet thuisgebracht worden tot, onder ….; —iets of iem. niet thuis kunnen brengen, niet weten waar een persoon of zaak vandaan komt: de saus lag vol bruine brokjes...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

thuisbrengen

bracht thuis, h. thuisgebracht (1 naar huis of in huis brengen; 2 ergens weten onder te brengen): 1. iem. thuisbrengen; gekochte waren thuis doen brengen; 2. fig. ik kan hem niet thuisbrengen, weet mij niet te herinneren, wie hij is.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

thuisbrengen

(bracht thuis, heeft thuisgebracht) 1. naar huis brengen: zijn kameraad -. 2. rekenen te behoren: dat moet thuisgebracht worden onder afdeling A. 3. zich weten te herinneren wie iemand is: ik kan hem maar niet -.