Wat is de betekenis van Thomas?

2023-10-02
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Thomas

Thomas is een jongensnaam en betekent 'tweeling'. Thomas komt van het Aramese woord 'Toma', wat eveneens tweeling betekent. Daarnaast wordt de naam Thomas ook in het Hebreeuws gebruikt. In het Nieuwe Testament wordt de apostel Thomas ook wel 'Didymus' genoemd, wat het Griekse woord voor tweeling is. Deze Thomas werd oo...

2023-10-02
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Thomás

Aramees 'tweeling', vergelijk Gri. Didymus. Volgens Eusebius was de naam van de discipel eigenlijk Juda of Judas. Thomas was een bijnaam om hem te onderscheiden van de andere met dezelfde naam. Hij was de latere apostel en werd de 'ongelovige Thomas' genoemd omdat hij aanvankelijk niet wilde geloven in de opstanding van Christus (Johannes 20, 24-29...

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Thomas?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Thomas

Thomas - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

2023-10-02
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

thomas

(de) TU - sprong naar voren met 1/2 draai, gevolgd door 2/1 gehurkte of gehoekte salto achterover tot stand, syn. thomastechniek. Herkomst: genoemd naar de Amerikaanse turner Kurt Thomas (1956)

2023-10-02
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Thomas

Pieter Hendrik; geb. Bielefeld (Dld) 15 november 1814, overl. Utrecht op 18 juni 1866. Woonde en werkte in Amsterdam van ca. 1830 af tot 1862, daarna in Utrecht. Schilderde landschappen en riviergezichten met schepen. Tentoonstellingen Amsterdam 1844 en 1853, Rotterdam 1848, Leeuwarden 1853 en Groningen 1854: woelig water met zeilende vaartuigen...

2023-10-02
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Thomas

m Aram. 'tweeling', vgl. Gri. Didymus. Volgens Eusebius was de naam van de discipel eigenlijk Juda(s). Dit was een bijnaam om hem te onderscheiden van de andere met dezelfde naam. Hij was de latere apostel en werd de 'ongelovige Thomas’ genoemd omdat hij aanvankelijk niet wilde geloven in de opstanding van Christus (Joh. 20,24-...

2023-10-02
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

THOMAS

bijgenaamd Didymus, de tweeling, was één der 12 apostelen. Zijn traditionele bijnaam „de ongelovige” dankt hij aan de geschiedenis, die in Jo. 20 : 24—29 wordt verteld.

2023-10-02
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Thomas

Thomas.

2023-10-02
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Thomas

Thomas; ook = Thomas Atkins, de Engelse soldaat; a doubting Thomas, een ongelovige Thomas.

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Thomas

een der discipelen van Jezus; gelooft niet. dat Christus is opgestaan, voordat hij Hem gezien heeft (Matth. 10 : 3).

2023-10-02
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Thomas

(Hebr. tweeling, Gr. Didymos), een der twaalf apostelen; wilde niet in de verschijning van de opgestane Christus geloven, tenzij hij zich daarvan persoonlijk kon overtuigen (vgl. Joh. 20 : 24-29). Volgens de overlevering werkzaam geweest in Parthië en Indië, waar hij de marteldood stierf. Begraven te Edessa. Verschillende apocriefe geschr...

2023-10-02
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Thomas

(apostel) vormt een paar met de apostel Matthaeüs in Mt. io : 3, Mc. 3 : 18, Lc. 16 : 5, maar in Mt. 1 : 13 is dit Philippus en Thomas. Opmerkelijk is, dat de naam in Joh. (11 : 16; 20 : 24; 21 : 2) geregeld met Didymus vertaald wordt, daar deze Griekse vorm — evenals het Aramese Thoma —- tweelingbroeder betekent en alleen de Johan...

2023-10-02
Gevleugelde woorden

J.H. de Ruijter (1940)

Thomas

Zie: Zoo ongeloovig als Thomas.

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Thomas

m. (een der Apostelen); zegsw. een ongelovige Thomas, iem., die niet spoedig iets gelooft, niet gauw is te overtuigen (tenzij hij ziet), Johann. 20 : 25; ook Didymus.

2023-10-02
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Thomas

1) → Apostelen; 2) A. (1811/1896), Fransch opera-componist (o.a. „Mignon”); 3) A. (1878/1932), Fransch staatsman, arheidersleider; directeur van het Intern. Arbeidsbureau, 4) S. G. (1850/’85), Eng. scheikundige; 5) J. H., *1878, Eng. staatsman, herhaaldelijk minister.

2023-10-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Thomas

1° Albert, Fransch socialist. * 16 Juni 1878 te Champigny, ✝ 7 Mei 1932 te Parijs. Gedurende vele jaren (1910-’21) leider der gematigde socialisten in de Fransche Kamer, meer speciaal nog bekend als eerste directeur van het in 1919 opgerichte Internationale Arbeidsbureau te Genève. Bras. 2° (Ook: Thomasia) Catharina, Zalige, ma...

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Thomas

(H.) apostel, bekend om zijn twijfel aan de verrijzenis van Jezus, predikte in Indië en zou de marteldood gestorven zijn te Mailapur (voorstad van Madras): een ongelovige -, iemand die niet spoedig iets gelooft. Feest: 21 dec. Als mansnaam ook: Tom, Tomas, Tommy.

2023-10-02
NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Thomas

THOMAS, bisschop van Salona, waarschijnlijk in Dalmatie, monnik der Cisterciënserorde, verbleef einde der 13e eeuw in het bisdom Luik, waar hij als wijbisschop werkzaam was. Hij is alleen bekend door de verschillende wijdingsakten, welke van hem bewaard zijn gebleven.

2023-10-02
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Thomas

Regenvogel, Arriéra, Cuculus Merlini, koekoeksvogel der west-indische eilanden, voedt zich met muizen, hagedissen, kikvorschen enz. '

2023-10-02
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Thomas

een apostel van Jezus, bijgenaamd Didymus, d. i. Tweeling, wordt gezegd het Christendom verkondigd te hebben in Parthië en in Indië: uil dien hoofde heeten de Christenen in die landen Thomas-Christenen. De Roomsche Kerk viert zijnen naamdag 21 Dec.; de Grieksche np ThnniasZondag, zijnde de eerste Zondag van het met Paschen aanvangende ker...