Wat is de betekenis van Theocratie?

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Theocratie

[v. Gr. theos = god, en kratein = machtig zijn, heersen; dus lett.: Godsregering] 1. staatsvorm waarin Cod of een godheid geacht wordt het volk te regeren en de politieke macht rechtstreeks van Cod of de godheid afgeleid wordt; 2. priesterheerschappij, regering door religieuze leiders.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Theocratie

(teocratie) godsheerschappij; heerschappij der priesters

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

theocratie

theocratie - Een regeringsvorm waarbij God of een god zelf of via een priesterlijke orde regeert. Ook: regeringsvormen die in belangrijke mate worden beïnvloed door religieuze leiders.

2024-04-25
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Theocratie

Godsregeering of regeering van Godswege, waarbij de geestelijke overheden tevens het Staatsbestuur leiden.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Theocratie

godsheerschappij, staatsvorm, bij welke God als onmiddellijk regent beschouwd wordt; priesterheerschappij

2024-04-25
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

THEOCRATIE

(Gr., letterlijk: regering door God) is karakteristiek voor het oude volk Gods met zijn sterk domineren van de godsdienstige sfeer over de maatschappelijke en politieke terreinen en zijn samenvallen van natie en godsdienst. Ondanks het verzet in sommige kringen (dat men bijv. in sommige hoofdstukken van 1 Sam. kan beluisteren) werd ook het latere a...

2024-04-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Théocratie

godsregering; priesterheerschappij; theocratie.

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

theocratie

theocratisch.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Theocratie

(<Gr.). v., 1. staatsvorm waarin de godheid als de onmiddellijke gezagsdrager wordt beschouwd: — (concr.) (-ën) rijk met zulk een staatsvorm : Israël vóór de koningen was een theocratie; 2. heerschappij der priesters, als rechtstreekse dienaren van God.