terugval
terugval - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvallen ♢... dat ik terugval
Wiktionary (2019)
terugval - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvallen ♢... dat ik terugval
Muiswerk Educatief (2017)
terugval - zelfstandig naamwoord uitspraak: te-rug-val 1. het in een vroegere toestand komen ♢ we zien een terugval in de economie naar het niveau van 2005 Zelfstandig naamwoord: te-rug-val de terugval
Ernst Meyer Camberg (1981).
(recidief): het weer uitbreken of opnieuw optreden van een ziekte, die reeds genezen scheen. Het zich opnieuw voordoen van een gezwel op dezelfde plaats.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: