terpentijnpisser, terpentijnzeiker
(1940) (scheldw.) chagrijnig, zuur persoon; ook gebruikt voor een kletskous of mopperaar. Vgl. azijnzijker*. • 'Nou,' zei de stroper, 'dat is dat maegere kereltje, een terpentainzaikertje eerste klas....' (Piet Bakker: Branding. 1940) • Terpentijnpisser, pessimist; mopperaar. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949. Woordenlijst ac...