Wat is de betekenis van Tent?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tent

1) (1924) (inf.) lokaal waar men zich kan ontspannen: café of dansgelegenheid. • Hè! hè! - wier geroepen, - hij dinkt dat er nog volk is in zijn tent, hè! (Herman de Man: Rijshout en rozen. 1924) • "Gezellige tent heb jij uitgezocht", zei Jan tegen Bob. (Willy van der Heide: Vreemd gespuis in een warenhuis. 19...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tent

tent - Zelfstandignaamwoord 1. (toerisme) verplaatsbare constructie van over stokken of buizen gespannen doek die als (tijdelijk) onderdak dient 2. (informeel) café, restaurant of andere openbare plek Woordherkomst Via het Franse tente van het Latijnse voltooid deelwoord tendita. Uitdrukkingen en gezegden ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tent

tent - zelfstandig naamwoord 1. bouwsel van doek en stokken om in te kamperen ♢ de tent stond op een camping in Frankrijk 1. ergens je tenten opslaan [er gaan wonen] 2. ze brake...

2024-04-19
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Tent

afk. van Taalachterstand en Taalverwerving; oefenprogramma voor kinderen met een grammaticale en lexicale achterstand. TenT is bedoeld voor kinderen tot 4;06 jaar. Kenmerkend is dat het programma taaluitingen aanbiedt uit de gesproken taal, zodat het kind de aangeleerde uitingen ook in de omgeving terughoort.

2024-04-19
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Tent

In een droom symboliseert de tent ons eigen huis; het onbewuste geeft ons hiermee de raad om in de toekomst een leven te leiden dat wat dichter bij de natuur staat. De tent is het dak boven ons hoofd — wat in sommige dromen tot een eenvoudiger denken in de waaktoestand wil inspireren. (Zie ook ‘Dak’, ‘Huis’).

2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

tent

zie tiefen.

2024-04-19
Wijn & drank Encyclopedie

Jan Zellenrath (1979)

Tent

Oude Engelse naam voor de rode wijnen van Alicante, waarschijnlijk afgeleid van → Tinto.

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

tent

(de, -en), (ook:) A. afdak: 1. (i.h.a.), om tijdelijk onder te verblijven. Ze liepen langs de bomen die aan de waterkant groeiden, ze liepen naar de met pina bedekte tent, die dienst deed als wachthuisje voor de passagiers die met de boot mee moesten (B. Ooft 1969:37). —2.(i.h.b.), op een boot zonder dek. Op deze boten [korjalen van Bosneger...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tent

verplaasbare woning van seil wat met pale opgestaan word; beskutting van seil oor pale; dak, beskutting van voertuig.