Wat is de betekenis van Tensor?

wiskundige grootheid

strekker [spier].

(Lat.), m., (-s), (wisk.) een grootheid welke door meer dan drie kengetallen bepaald is: de spanning in een elastisch lichaam is een tensor.

(Lat. téndere = spannen, strekken). Door Hamilton (1805-1865) in de elasticiteitstheorie ingevoerde grootheid welke de maat van spanning of uitrekking van een vector aangeeft. In de relativiteitstheorie wordt de term tensor gebruikt voor verschillende grootheden die zich op een bepaalde wijze transformeren.

m. spanner; strekspier.

en tensor-analyse. Het begrip en de kennis van een tensor gaan terug tot K. Gauss, B. Riemann en E. Christoffel; de tensor-algebra en -analyse ontstaat eerst in 1900 door G. Ricci en T. Levi-Civita, die voor deze tak van wiskunde de naam „absolute differentiaalrekening” koos. Door de algemene relativiteitstheorie is de belangstelling vo...

(< Lat. tendere = spannen, strekken). Lett. strekker. Bij Hamilton (1805—1865) beduidt tensor van een quaternion met componenten A, B, C, D, de grootheid T = A2 + B2 -f-f- C2 + D2, die aangeeft, in welke verhouding de grootte van een vector, waarop de quaternion opereert, gewijzigd wordt. T bepaalt dus de mate van uitrekking of spanning va...

(wisk.) is een uitbreiding van het begrip vector. Een vector is een grootheid, die door drie coördinaten, hier gewoonlijk kentallen genoemd, bepaald is. Een t. is een grootheid, welke door meer dan drie kentallen bepaald is. Zoo is bijv. de spanning in een elastisch lichaam een t. Evenals men een vectoranalyse en een vectoralgebra heeft, zoo k...

(Lat.), spanner; vgl. Musc. tensor.