temmen - Werkwoord 1. (ov) tam maken ♢ De leeuw werd getemd door de dompteur. Synoniemen africhten, dresseren

temmen - regelmatig werkwoord uitspraak: tem-men 1. zorgen dat het niet meer bang voor mensen is ♢ het wilde paard is getemd 1. iemand temmen [hem laten gehoorzamen] Regelmatig werkwoord: tem-men ik tem jij/u temt hij/zij temt ...

Temmen - (temde, heeft getemd), tam maken ; leeuwen en tijgers temmen; (fig.) bedwingen, gedwee maken, doen buigen, beteugelen: die onderwijzer weet zelfs den woldsten knaap te temmen; (fig.) zijne driften temmen, hartstochten temmen, beteugelen. TEMMING, v. het temmen.

Zie Dimme

zie Tam.

temmen - vleiende spreken.