Wat is de betekenis van Temee?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Temee

bw., 1. straks, aanstonds, zo meteen: ik kom temee ; wees zuinig met de kolen, temee zitten we weer zonder; 2. zo even, zo pas: zo temee was hij nog hier.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

temee

bw. (straks, aanstonds): zo temee; gew.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Temee

bw., 1. straks, aanstonds, meteen: ik kom temee; 2. zoëven, zo pas: zo temee was hij nog hier; 3. (gew.) nu en dan.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Temee

Temee - bw. (gew.) straks, aanstonds : ik kom temee; zoo temee wordt zoowel in den verleden als in den toek. tijd gebezigd: zoo temee was hij nog hier.

Gerelateerde zoekopdrachten