Wat is de betekenis van tegengesteld?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tegengesteld

tegengesteld - Bijvoeglijk naamwoord 1. de negatieve waarde van iets hebbend Hij heeft precies tegengestelde plannen. tegengesteld - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van tegenstellen Woordherkomst Voltooid deelwoord van tegenstellen. Synoniemen tegendeel, tege...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tegengesteld

tegengesteld - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: te-gen-ge-steld 1. precies de andere kant op ♢ ze liepen in tegengestelde richting Bijvoeglijk naamwoord: te-gen-ge-steld de/het tegengestelde ... ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tegengesteld

adj., tsjinoersteld.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tegengesteld

bn., 1. zich tegenover iem. of iets anders bevindende, of de omgekeerde richting hebbende. 2. (meestal lig.) tegenovergesteld: in tegengestelde richting; bw.: tegengesteld gericht zijn; — (wisk.) tegengestelde getallen, die op het teken na aan elkaar gelijk zijn, b.v. +5 en -5; — zelfst. gebezigd: hij is het tege...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tegengesteld

(tegenover iets geplaatst; tegengesteld; fig. geheel verschillend), 1. bn.: een tegengesteld geval; tegengesteld aan; 2. tegengestelde, o.: precies het tegengestelde.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tegengesteld

('te:gən) bn. lijnrecht tegenover iets : in –e richting.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tegengesteld

bn. en bw., juist andersom: in tegengestelde richting; tegengestelde getallen, die op het teken na aan elkaar gelijk zijn, b.v. +5 en -5.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tegengesteld

Tegengesteld - bn. lijnrecht daar tegenover: in tegengestelde richting; ook als zelfst. naamw. gebezigd : hij is het tegengestelde van zijn broeder.