team
(zelfstandig naamwoord) [alg.] ploeg, groep, eenheid; koppel, span - De hele ploeg was weer in topvorm. - Twee genieën? Ik vind het maar een dom koppel! [sport] ploeg, elftal, -tal - Het aantal ploegspelers hangt van de sport af: voetbal en hockey hebben elftallen, volleybal zestallen en waterpolo zeventallen.