Wat is de betekenis van tandvlees?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tandvlees

tandvlees - Zelfstandignaamwoord 1. het vlees op de tandkassen Woordherkomst samenstelling van tand en vlees Synoniemen gingiva

2024-04-20
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Tandvlees

Tandvlees - 'op zijn tandvlees fietsen': afzien; uitgeput zijn; doodmoe. Vgl. Fr. rouler sur la jante; Eng. to take a packet.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tandvlees

tandvlees - zelfstandig naamwoord uitspraak: tand-vlees 1. vlees dat rond je tanden zit ♢ als je je tanden poetst, moet je ook het tandvlees meenemen Zelfstandig naamwoord: tand-vlees het tandvlees

2024-04-20
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

tandvlees

Zacht weefsel op het deel van je kaakbeenderen waarin je tanden zitten. Gezond tandvlees is stevig en roze of bruin, afhankelijk van je huidskleur. Het sluit nauw aan op je tanden en kiezen, waardoor voedselresten en tandplaque niet het weefsel eronder of de wortels kunnen bereiken. Als het tandvlees beschadigd is, kan het gaan ontsteken en sluit h...

2024-04-20
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Tandvlees

(o.), gingiva

2024-04-20
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

tandvlees

deel van mondslijmvlies dat de kaakranden om tanden en kiezen bedekt.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tandvlees

s.n., toskfleis (it), -flesk (it).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)