Wat is de betekenis van takken?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

takken

1) (2020) (< Eng. to talk) (ww.) (straattaal) praten. • Nee, man, hij ziet eruit als iemand die stiekem een hele broeikas in zijn tuin heeft waar hij de sterkste shit teelt voor zijn chronisch zieke vrienden. Ik ga effe met hem takken toch, misschien kan ik wat voor hem betekenen. (Dieuwertje Heuvelings: Auxiety. 2020) 2) (1962) (ww....

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

takken

takken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tak

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

takken

De kortste arm van een houten knie.

2024-04-25
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Takken

Takken - in de takken klimmen: tussen de buizen in de stoomketel klauteren om de ketels schoon te maken.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Takken

I. (takte, heeft getakt), (gew.) 1. grijpen, pakken, te pakken krijgen; 2. aanraken; 3. slaan, II. (takte, heeft en is getakt), 1. takken hebben, krijgen; 2. snoeien, de nutteloze takken wegsnijden : een boom takken ; 3. op een tak een rustplaats zoeken: fazanten die ’s avonds takken.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

takken

mv.; zie tak, aambeien.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

takken

(’takken) I. mv. van → tak. → wandelende takken. II. (takte, heeft getakt) 1. takken krijgen, hebben. 2. de nutteloze takken ervan wegsnijden, snoeien : een boom -.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Takken

Takken - (takte, heeft of is getakt), takken hebben, krijgen; — snoeien, de nuttelooze takken wegsnijden : een boom takken.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Takken

Takken, bw. ow. gel. (ik takte, heb of ben getakt), takkig maken; takken hebben, - krijgen; snoeijen (eenen boom), de nuttelooze takken wegsnijden. *...KIG, bn. (-er, -st), digt getakt, veel takken hebbende.