Wat is de betekenis van Taalschat?

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Taalschat

m., de gezamenlijke uitdrukkingsmiddelen van een taal.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

taalschat

m. (de gezamenlijke uitdrukkingswijzen, woorden en uitdrukkingen, synoniemen, zegswijzen, spreekwoorden enz. ener taal).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

taalschat

('ta:l) m. 1. Eig. gezamenlijke woorden, uitdrukkingen, zegswijzen, spreekwoorden enz. van een taal. 2. Metn. boek waarin die opgetekend zijn.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Taalschat

m., de gezamenlijke uitdrukkingsmiddelen van een taal.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Taalschat

Taalschat - m. rijkdom aan woorden en uitdrukkingen eener taal; boek waarin de gansche rijkdom opgeteekend is; ...SCHIKKING, v. (w. g.) rangschikking der woorden, constructie; ...STAM, m. (-men), eene groep talen uit eene grondtaal voortgekomen: de Indo-Europeesche taalstam; ...STUDIE, v. (-s), studie van ééne of meer talen; ...TAK...

Gerelateerde zoekopdrachten