Wat is de betekenis van taalgebied?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

taalgebied

taalgebied - Zelfstandignaamwoord 1. een gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt 2. een geheel van zaken die op taal betrekking hebben Woordherkomst samenstelling van taal en gebied

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

taalgebied

taalgebied - zelfstandig naamwoord uitspraak: taal-ge-bied 1. gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt ♢ we liepen door een taalgebied waar Frans gesproken werd 2. alles wat met taal te maken heeft ...

2024-04-18
Het Lexicon van de gedragsbiologie

Mark Nelissen (1996)

taalgebied

taalgebied - Gebied van de menselijke hersenschors dat een deel van de taalproductie voor zich neemt. Men onderscheidt de gebieden van Broca en Wernicke, de gyrus angularis en de fasciculus arcuatus. Normaal bevinden deze gebieden zich enkel in de linkerhemisfeer. Occasioneel kunnen ze in de rechterhemisfeer voorkomen.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Taalgebied

o. (-en), 1. gebied waar zekere taal wordt gesproken; 2. geheel der onstoffelijke zaken die op de taal betrekking hebben: op taalgebied munt hij niet uit.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

taalgebied

o. taalgebieden (1 de gezamenlijke landen, streken, waar een taal gesproken wordt; 2 het terrein der taal; alles wat op de taal betrekking heeft): 1. het Franse en Nederlandse taalgebied; 2. nieuwe opvattingen op taalgebied.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

taalgebied

('ta:l) o. (-en) gebied, land of gezamenlijke landen waar een taal gesproken wordt: het Nederlands -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Taalgebied

o. (-en), 1. gebied waar een bepaalde taal wordt gesproken; 2. alles wat op de taal betrekking heeft.