Wat is de betekenis van Taak?

taak - Zelfstandignaamwoord 1. een te verrichten werk taak - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taken ♢ Ik taak 2. gebiedende wijs van taken ♢ taak! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taken...

taak - zelfstandig naamwoord 1. wat je volgens jezelf en anderen moet doen ♢ het is jouw taak om de afwas te doen 1. een taak aanvaarden [hem accepteren en uitvoeren] 2. zich ie...

De bevoegdheid, maar ook de plicht, van iemand om een bepaalde activiteit uit te voeren.

(de, taken) huiswerk, opdracht, oefening.

Soms moet men in dromen over examens huiswerk maken, waarmee vermoedelijk de taak van het leven, die we op ons moeten nemen, wordt bedoeld. Wie in een droom niet tegen deze taak is opgewassen, moet in de waaktoestand vat krijgen op een moeilijk probleem. De taak in een droom is in zekere zin een waarschuwing van het onbewuste om in de waaktoestand...

Een afgerond geheel van arbeidsverrichtingen of werkzaamheden, uit te voeren volgens een vaste werkwijze of procedure. De werkzaamheid omvat elke ondeelbare en daadwerkelijke verrichting. De activiteit betreft meestal een categorie van taken. Gaat men uit van de werkzaamheden die in een arbeidsorganisatie door één medewerker moeten worden verricht,...

Huiswerk (dat men iedere dag opgegeven krijgt). Opm.: In de standaardt. wel in toep. op een min of meer uitgebreide hoeveelheid huiswerk, die iem. in de vakantie moet maken, om in de hogere klasse te worden toegelaten.

take, opgelegde werk; plig.

s., taek; — die men (zich) stelt, taks(t); zich goed van zijn — kwijten. jins plak skjinmeitsje; een zware — te vervullen hebben, in swiere sile lûke, yn in swiere sile rinne.