Wat is de betekenis van Taai-taai?

2024-10-06
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Taai-taai

s.n., taei(guod) (it);stuk—, taeiding (it), glêdding (it); pop van —, taeiman, -wiif (it); bakvorm voor —, taeiprint.

2024-10-06
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Taai-taai

o., soort van bruine, zeer taaie koek van roggemeel en stroop, gebakken in de vorm van spekulaas, en vaak geglansd met in water gekookte lijm: een vrijer van taai-taai.

2024-10-06
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

taai-taai

o. taai-taaien ([bruine] zeer taaie koek van roggemeel en stroop): vrijsters van taai-taai.

2024-10-06
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Taai-taai

Een ouderwetsch gebak van koekedeeg (waarin roggebloem, honing, stroop, aluin, potasch, kruidnagelen, gember, notemuskaat) voor het St. Nicolaasfeest. Gewoonlijk maakt men er Vrijers en vrijsters van, of een voorstelling van den Heilige te paard.

2024-10-06
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Taai-taai

Taai-taai - o. naam van eene Friesche soort van peperkoek, die uiterst taai is.