Taai-taai
s.n., taei(guod) (it);stuk—, taeiding (it), glêdding (it); pop van —, taeiman, -wiif (it); bakvorm voor —, taeiprint.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., taei(guod) (it);stuk—, taeiding (it), glêdding (it); pop van —, taeiman, -wiif (it); bakvorm voor —, taeiprint.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., soort van bruine, zeer taaie koek van roggemeel en stroop, gebakken in de vorm van spekulaas, en vaak geglansd met in water gekookte lijm: een vrijer van taai-taai.
M. J. Koenen's (1937)
o. taai-taaien ([bruine] zeer taaie koek van roggemeel en stroop): vrijsters van taai-taai.
Dr. L.M. Metz (1937)
Een ouderwetsch gebak van koekedeeg (waarin roggebloem, honing, stroop, aluin, potasch, kruidnagelen, gember, notemuskaat) voor het St. Nicolaasfeest. Gewoonlijk maakt men er Vrijers en vrijsters van, of een voorstelling van den Heilige te paard.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: