Wat is de betekenis van Suppleren?

2024-04-18
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Suppleren

[Lat. sup-plere, -pletum = sub-plere = aan-vullen, weer vol maken] toevoegen, voltallig maken, aanvullen; bijbetalen.

2024-04-18
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Suppleren

aanvullen; bijbetalen

2024-04-18
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

suppleren

(suppleerde, heeft gesuppleerd), inboeten, d.i. in de planterij het vervangen van afgestorven planten door jonge. ( ) echter wordt het katoen even als het suikerriet dikwerf gesupleerd, en men mag stellen, dat het grootste gedeelte van de katoenheesters alle zes a zeven jaren door jonge boomen vervangen wordt (Teenstra 1835 I: 288; oudste vindpl.)....

2024-04-18
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Suppleren

aanvullen; bijbetalen

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Suppleren

(suppleerde, heeft gesuppleerd), (<Lat.), 1. aanvullen ; — thans vooral als term in het bankbedrijf, t.w. bij prolongatie: bij daling van de waarde der als onderpand gegeven effecten, het daardoor ontstane tekort aanzuiveren : hij heeft van zijn bankier bericht ontvangen dat hij moet suppleren; 2. vervangen ; — (als planterst...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

suppleren

gesuppleerd (Fr. [Lat. supplere]: aanvullen; geld bijpassen; inz. als term in het bankbedrijf bij prolongatie).

2024-04-18
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

suppleren

aanvullen; bijbetalen.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

suppleren

('ple:rən) (suppleerde, heeft gesuppleerd) [Fr. < Lat. supplere] aanvullen, volmaken.