sullig
sullig - Bijvoeglijk naamwoord 1. al te braaf ♢ De sullige man gehoorzaamde zijn bazige vrouw altijd. Woordherkomst afgeleid van sul met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
sullig - Bijvoeglijk naamwoord 1. al te braaf ♢ De sullige man gehoorzaamde zijn bazige vrouw altijd. Woordherkomst afgeleid van sul met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
sullig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: sul-lig 1. wie niet goed kan denken en weinig snapt ♢ ik vind die vriend van Layla nogal sullig Bijvoeglijk naamwoord: sul-lig ... is sulliger dan ... ...
J.H. van Dale (1898)
Sullig - bn. bw. (-er, -st), sulachtig; er sullig uitzien; zich sullig aanstellen. SULLIGHEID, v. gladheid; — sulachtigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: