sukkelaar
...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
sukkel, arm persoon En toch zijn het brave mensen die, ondanks hun armoede, doorgaans toch bereid zijn een homp brood, enkele eieren of een snee ham met een sukkelaar te delen, maar ditmaal wint hun afkeer het van hun medelijden. (Paul Koeck, De gigolo) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 5 Vlaamsheid: 3
Walter De Clerck (1981)
Stakker, stumperd; ook: sukkel, sufferd, sul. Een onbekende vertrouwde hem iets toe, dat hij naar de pastoor moest dragen .... Zou hij hier misschien een sukkelaar kunnen helpen? LANGENS 1947, 15. Als een werkman kwaad is dan trekt hij naar zijn syndikaat maar voor sukkelaars lijk wij bestaat dat natuurlijk niet en alle andere mensen die werken tr...
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), thans vooral in Z.-Ned., 1. iem. die met tegenspoed te kampen heeft; 2. iem. die niet flink handelt, zich niet weet te redden; sukkel.
M. J. Koenen's (1937)
m. sukkelaars (iem., die sukkelt, die aanhoudend of telkens weer ziek is; ook: iem., die niet bij de hand is; geestelijk of lichamelijk zwakke, hals, bloed).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: