Wat is de betekenis van Suizelen?

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Suizelen

v., sûzelje.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Suizelen

(suizelde, heeft gesuizeld), 1. zachtjes suizen, een zacht suizend geluid maken: de suizelende abelen; 2. duizelen; suizebollen: hij suizelde van de slag.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

suizelen

suizelde, h. gesuizeld (1 zacht suizen; 2 duizelig zijn of worden, waggelen; dreigen te vallen): 1. zachtkens suizelen de abelen; 2. suizelen van de slag.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

suizelen

('suizələn)(suizelde,heeftgesuizeld) [Frekw. suizen] 1.Dicht zacht suizen : het van de abelen. 2. suizebollen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Suizelen

Suizelen - (suizelde, heeft gesuizeld), suizebollen; suizen. SUIZELING, v. (-en), draaiing, bedwelming.