Wat is de betekenis van stuit?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

stuit

(1909) (Westfries) grote hoeveelheid. Vgl. stoot*. • Op 't erf loopen de kippen vrij rond en dat ze graag op een stuit (hoop) mest zijn, is te begrijpen. (J. de Vries: Westfriesche woorden. 1909) • 'n Hele stuit knikkers, sigarebandjes, auto's, geld, enz. (grote hoeveelheid, menigte). Het woord is dus synoniem met 'zood'. 'n Stuit hoof,...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuit

stuit - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) onderste gedeelte van de rug ter hoogte van het stuitbeen stuit - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van stuiten 2. gebiedenwijs van stuiten

2024-04-23
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

stuit

Botknobbel op je rug boven de billen, in het midden. Ook os coccygeum (uitspraak: os kok-KIE-gee-jum), coccyx (uitspraak: KOK-kiks).

2024-04-23
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

stuit

→ bounce (1)

2024-04-23
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

stuit

bij vogels het achterste deel van de rug met de stuitklier.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stuit

1. Stoot, klap (eig. en fig,). Tot de zaak met Brantink het hele bedrog van negentien jaar lang op slag aan het licht heeft gebracht. Het moet inderdaad voor vader een onevenredig harde stuit zijn geweest, en daarom kan ik ook zijn herinnering, geen boos hart toedragen, DAISNE 1948, 162.Opm.: In de standaardt. wel in toep. op het stui...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stuit

gestuit, teëhou; tot stilstand kom teen hindernis; tot staan kom, bring; aanstoot gee; teensin opwek; walg van iets.

2024-04-23
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Stuit

het einde van de wervelkolom: de punt van het staart(of stuit)been.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stuit

s.; (stuiting), stuit; (lichaamsdeel), stút(bonke), steupert(bonke), steupbonke.