Wat is de betekenis van stuip?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuip

stuip - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) gewoonlijk meervoud: een abnormale (gesynchroniseerde) ontlading van zenuwcellen (neuronen) in de hersenen Synoniemen epileptische aanval, aanval, toeval, convulsie Verwante begrippen insult, kramp

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stuip

stuip - zelfstandig naamwoord 1. aanval waarbij de spieren zich krampachtig samentrekken ♢ kleine kinderen hebben soms last van stuipen 1. iemand de stuipen op het lijf jagen [hem erg laten schrikken]...

2024-04-19
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

stuip

Een kortdurende bewusteloosheid met ritmische schokken in armen en benen, bijvoorbeeld door epilepsie. Kijk ook bij koortsstuip, spierkramp, bewusteloosheid, flauwvallen, absence.

2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

stuip

Dit woord is een benaming voor een ziektetoestand die bestaat uit een, met bewusteloosheid gepaard gaande, plotselinge heftige samentrekking der spieren over het gehele lichaam, in het Latijn eclampsia genoemd. De ziekte komt voor bij kinderen en bij zwangere, vooral barende vrouwen. Wij konden voor het hedendaags Nederlands de verwensing ...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stuip

s., stûp, (termyn)set; -en hebben, termynje, yn termyn lizze, setten hawwe.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuip

v. (-en), STUIPJE, o. (-s), 1. (geneesk.) aanval van bewusteloosheid, inz. bij kinderen, waarbij meestal hevige trekkingen in armen en benen, gezicht, romp en buik optreden, eclampsie: het kind is in een stuip gebleven; de stuipen der kinderen worden door het volk voor de oorzaak gehouden van allerlei latere slechte gewoonten en eigenscha...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuip

v. stuipen (1 plotselinge spiersamentrekking, dikwijls met bewusteloosheid gepaard, inz. bij kinderen; 2 fig. gril): 1. het kind kreeg de stuipen; een stuip krijgen van schrik; iem. een stuip op het lijf jagen, geweldig doen schrikken; een stuip krijgen van het lachen, zich een stuip lachen, onbedaarlijk; 2. wat krijg jij voor stuipen?

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Stuip

v. (-en ; -je) meestal mv. 1. Eig. ziektetoestand bestaande in plotselinge, onwillekeurige samentrekkingen van de spieren: -en komen bij kinderen, bij zwangere, inz. barende vrouwen en ook bij dieren voor; de -en der kinderen worden door het volk voor de oorzaak gehouden van allerlei latere slechte gewoonten en eigenschappen; -en worden ook voor e...