Wat is de betekenis van Strooptocht?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

strooptocht

(2020) (wielr.) met grote overmacht winnen. • "Strooptocht"; Met grote overmacht winnen. (www.halsterse-zuidwestkrant.nl, 20/09/2020)

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Strooptocht

m. (-en), tocht om een landstreek af te stropen, rooftocht; ook fig.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

strooptocht

m. strooptochten (rooftocht).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

strooptocht

('stro:p) m. (-en) rooftocht.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

strooptocht

m. (-en), tocht om een landstreek af te stropen, rooftocht; ook fig.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Strooptocht

Strooptocht - m. (-en), strooperij, rooftocht; het afloopen van eene landstreek.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)