strooien
strooien - Bijvoeglijk naamwoord 1. van stro gemaakt ♢ Hij liep daar rond met de belachelijke strooien hoed. strooien - Werkwoord 1. (ov) verspreid neergooien ♢ De boer was het zaad al op de velden aan het strooien.
Wiktionary (2019)
strooien - Bijvoeglijk naamwoord 1. van stro gemaakt ♢ Hij liep daar rond met de belachelijke strooien hoed. strooien - Werkwoord 1. (ov) verspreid neergooien ♢ De boer was het zaad al op de velden aan het strooien.
Muiswerk Educatief (2017)
strooien - regelmatig werkwoord uitspraak: strooi-en 1. het verspreid neergooien ♢ Zwarte Piet strooide pepernoten in de huiskamer Regelmatig werkwoord: strooi-en ik strooi jij/u strooit...
Marie-José Wouters (2009)
Deze ‘zaaiende’ beweging heeft met vruchtbaarheid te maken. (Vergelijk het rijst gooien over een bruidspaar.) In de legende van de drie dochters en de bruidsschat (→ Legende II) gooit Sint-Nicolaas een buidel geld naar binnen. → Kruidnoten → Pepernoten.
Fa. A.J. Osinga (1952)
1. v., struije; iem. zand in de ogen —, immen de eagen tichtklieme. 2. adj., strieën.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. bn., 1. van stro (vervaardigd): strooien hoed, kap ; strooien mat ; strooien dak ; (scherts.) een strooien dakje, een strooien hoed ; 2. (fig.) zwak als bestond het uit stro. II. (strooide, heeft gestrooid), 1. (van een aantal voorwerpen, en van uit korrels bestaande stoffen) verspreid neerwerpen, vaak met het bijdenkbeeld van een zekere ach...
M. J. Koenen's (1937)
I. strooide, h. gestrooid (1 van een aantal voorwerpen en uit korrels bestaande stoffen: verspreid neerwerpen [met een zekere achteloosheid]; 2 technische term; 3 op vele plaatsen aanwezig doen zijn, verspreiden, zonder dat hierbij gedacht wordt aan neerwerpen, achteloosheid): 1. zand voor zijn deur, op een vloer strooien; bloemen strooiende kinder...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: