Wat is de betekenis van stroken?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stroken

stroken - Werkwoord 1. absoluut in overeenstemming zijn met Zijn verklaring bleek later niet te stroken met de feiten. stroken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord strook

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stroken

stroken - regelmatig werkwoord uitspraak: stro-ken 1. voor een deel of helemaal hetzelfde zijn ♢ dat uitstapje strookt niet met mijn plannen Regelmatig werkwoord: stro-ken het strookt zi...

2024-04-24
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

stroken

stroken - Lange, smalle stukken van al dan niet buigzaam materiaal, meestal van gelijke breedte.

2024-04-24
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Stroken

Dat strookt niet met wat anderen mij verteld hebben, wil zeggen: dat stemt niet overeen, dat klopt niet met wat anderen verteld hebben. Het werkwoord stroken behoort bij strook: smal stuk stof, reep land, smal water. De oorspronkelijke betekenis van stroken is dan ook: zich als een strook langs iets uitstrekken. Dan ontwikkelt zich de betekenis in...

2024-04-24
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Stroken

Stroken - het vloeiend verlopen van een gekromde lijn zonder valse bochten. Een lijnenplan wordt op schaal i: 10 of 1:20 zorgvuldig uitgestrookt, Iedere 1/10 mm afwijking op de tekening is I of 2 mm in werkelijkheid. Op een werf worden de maten van de spantenlijst uitgezet op de uitslagvloer. Kleine afwijkingen van de tekening komen er bij dit uits...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stroken

v., stroke, strike, akkordearje; niet —, net strûpe.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stroken

(strookte, heeft gestrookt), 1. (overg., gew.) strelen, strijken; 2. (overg., ouderw.) vleien, strelen ; 3. (overg., timm.) gelijkwerken ; 4. (onoverg.; scheepsb., van de vorm van een schip) een effen, zuivere richting volgen: dat schip strookt; — stroken met, met betr. tot een zaak die in één lijn ligt met iets anders: niet...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stroken

strookte, h. gestrookt (1 strelen met de hand, gew., lit. t.; 2 overeenstemmen, kloppen met): 1. een hond stroken; 2. dat strookt met mijn overtuiging.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stroken

('stro.'kən) (strookte, heeft gestrookt) 1. Veroud. strijken. 2. aangenaam aandoen, vleien : -de taal ; strelen en -. 3. zich aansluiten bij, overeenstemmen : dat strookt niet met zijn opvatting; met iemands belang, karakter, neiging, wens.