strohalm - Zelfstandignaamwoord 1. gedorste korenhalm 2. (figuurlijk) iets van weinig waarde of van weinig betekenis ♢ ik klamp me niet graag vast aan die strohalm Woordherkomst samenstelling van stro en halm

m. (-en), korenhalm waaruit de korrels door dorsen verwijderd zijn; (zegsw.) zich aan een — vastklampen, in het kleinste redding zoeken.

s., strie, strieke (it); zich aan een — vastklampen, jin oan in strie, oan ’e flotgerzen fêsthâlde.

m. (-en), korenhalm waaruit de korrels door dorsen verwijderd zijn; — (zegsw.) zich aan een strohalm vasthouden, in het nietigste redding zoeken, als men in gevaar is.

m. strohalmen (graanhalm, halm van stro, inz. wanneer de korrels uit de aar zijn): zegsw. zich aan een strohalm vasthouden, in het nietigste middel redding zoeken, eig. gezegd van een drenkeling.