stro
stro - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) (landbouw) droge bloeistengels van graangewassen Woordherkomst <Middelnederlands #Middelnederlands|stro <Oudernederlands strō <Germaans *strawa
Wiktionary (2019)
stro - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) (landbouw) droge bloeistengels van graangewassen Woordherkomst <Middelnederlands #Middelnederlands|stro <Oudernederlands strō <Germaans *strawa
Muiswerk Educatief (2017)
stro - zelfstandig naamwoord 1. gedroogde stengels die overblijven van het koren ♢ in de stal bij de dieren ligt stro op de grond Zelfstandig naamwoord: stro het stro
H.L.Kok (2002)
Gedroogd koren, een grondstof die in grote hoeveelheden voorradig was speelde in het dodenrituaal een grote rol. Het diende voor zeer veel handelingen en doeleinden, zoals het op een stromat leggen van de dode. Een schitterend voorbeeld hiervan is het prachtige monument in de Onze Lieve Vrouwekerk te Breda. Hier rusten op een gevlochten stromat de...
Fink (1998)
Het in een droom voorkomende stro heeft niet altijd te maken met een blij gevoel. Zien we het in de vorm van strobalen, dan wijst dit op moeizame arbeid, waarvan anderen de vruchten zullen plukken. Ligt men op stro, dan hoeft men niet of nauwelijks op winsten te rekenen; het is aan te bevelen dat men zich beperkingen oplegt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: