Wat is de betekenis van stond?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stond

stond - Zelfstandignaamwoord 1. (formeel) tijdstip stond - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van staan ♢Ik stond ♢Jij stond ♢Hij, zij, het stond Synoniemen stonde

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

stond

zie tijd.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stond

Ogenblik, tijd, uur; vooral in min of meer vaste verb.: op stond, op tijd; op de stond, op hetzelfde ogenblik, meteen. - Zie ook s.v. tijd. Achiel houdt woord, ’s Morgens, heel vroeg, vertrekt hij naar de slachthuizen van Eigenbrakel en ’s avonds is hij op geregelde stonden weer thuis, TEIRLINCK 1952, 2, 35. Was h...

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Stond

stabiel, duurzaam, bestendig; in vaste evenwichtstoestand zijnde.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOND

m. (-en).

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stond

m. stonden (tijdstip; uur): op die stond.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stond

(stont) m.(-en) [~ staan; rustpunt] uur: op die -.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stond

m. (-en), 1. (thans alleen in plechtige taal) tijd, tijdstip, tijdsgewricht: dat ik toch vroom mag’ blijven Uw dienaar t’aller —; 2. tijd van onbepaalde duur: bid-, dankstond; 3. gelegen tijd, gunstige tijd: op tijd en —.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stond

Stond - m. (-en), STONDE, v. (-n), uur; op dien stond, te dezer stonde, op dezen oogenblik ; — van stonden aan, van dit oogenblik aan, dadelijk te beginnen,