stoep
1) (17e eeuw, vero.) (Amsterdam, Leiden, Utrecht) stadssoldaat die dienst doet als ordebewaarder. O.a. bij Bredero: "Sus, sus, wat hoor ick? Ist anders niet, 't zyn de Stoepen." • Lemkens, student te Leiden, had op de cingels eenige dwaasheden uitgevoerd, waarop hij door de stoepen of stadssoldaten gepakt en in het wachthuis bij de koepoort op...