Wat is de betekenis van stoep?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

stoep

1) (17e eeuw, vero.) (Amsterdam, Leiden, Utrecht) stadssoldaat die dienst doet als ordebewaarder. O.a. bij Bredero: "Sus, sus, wat hoor ick? Ist anders niet, 't zyn de Stoepen." • Lemkens, student te Leiden, had op de cingels eenige dwaasheden uitgevoerd, waarop hij door de stoepen of stadssoldaten gepakt en in het wachthuis bij de koepoort op...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stoep

stoep - Zelfstandignaamwoord 1. meestal stenen verhoging bij de ingang van een woning Zij was de stoep aan het boenen. 2. (verkeer) een vaak verhoogd onderdeel van een weg bedoeld voor voetgangers De stoep was onbegaanbaar vanwege de vele losliggende tege...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stoep

stoep - zelfstandig naamwoord 1. verhoogde strook langs de rijweg voor voetgangers ♢ er ligt hondenpoep op de stoep 1. hij stond bij me op de stoep [hij stond voor de deur en wilde naar binnen] Ze...

2024-04-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

stoep

(de, -en), 1. als AN ‘stoep als opstap voor een deur’; het kan niet AN 'trottoir’ betekenen (zie ook trottoir). 2. trede van een platte brug . Erik reed maar door naar de Waterkant, kocht bij stonbroki [S, stenen brug, d.i. de Plattebrug] een flesje zuurwater bij de rijdende winkel van Philip en ging op de hovende stoep van...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stoep

verhoogde (ingeslote) vloer buite aan huis (gew. van klip of sement).

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stoep

s., stoepe.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOEP

zie STOEPJE.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stoep

v. stoepen (1 stenen opstap voor een huis; 2 inz. Z.-N. trottoir, stoeppad): 1. een hoge stoep, bordes; zegsw. de stoep is daar glad, als veel meisjes uit hetzelfde gezin kort achter elkaar trouwen; ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (of: voor zijn eigen deur vegen); zie deur; 2. Jantje, blijf op de stoep lopen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stoep

m.en v. (-en;-je) [ <stappen] strook om op te stappen nl. 1. verhoogde strook vóór de huizen in een straat, trottoir: op de staan. Gez. de is daar glad, de meisjes hebben daar veel aanloop; hoge -, bordes; ieder moet zijn eigen schoonvegen, ieder moet zijn eigen gebreken verbeteren (vóór hij zich met die van anderen b...