Wat is de betekenis van stoelen?

stoelen - Werkwoord 1. ergatief ~ op gebaseerd zijn op ♢ Die uitspraak is gestoeld op feiten. stoelen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stoel Verwante begrippen baseren, stoel

stoelen - regelmatig werkwoord uitspraak: stoe-len 1. het als basis hebben, erop gegrond zijn ♢ die opmerking van hem stoelt op zijn ervaringen Regelmatig werkwoord: stoe-len het stoelt ...

bekende plaatsen in Noord-Brabant waar vanouds stoelen worden gemaakt zijn Oirschot en Lieshout, later ook Oisterwijk. Zie ook: Merkelbach en Oirschotse stoel.

v., stuolje.

(stoelde, heeft gestoeld), (onoverg.) 1. (van planten) zich tot een stoel (8.) vormen: de kool begint reeds te stoelen; de aardappelen stoelen breed, groeien breed uit; 2. stoelen op, rusten op, voortspruiten uit: liberalisme, socialisme en radicalisme stoelen op één wortel.

stoelde, h. gestoeld (1 van planten: zich tot een stoel bet. 5 vormen; 2 fig. gegrond zijn op, wortelen in): 1. de kool begint te stoelen; 2. alle christelijke kerken stoelen op dezelfde wortel des geloofs.

('stoelən) (stoelde, heeft gestoeld) 1. Plantk. zich tot een stoel vormen: aardappelen -. 2. wortelen, gegrond zijn in: al die dwaalleren op één wortel. 3. de dijk verdelen in vakken die aan de dijkplichtigen worden toegewezen.

Stoelen - het verdeelen van een dijk in vakken en het toewijzen van den onderhoudsplicht aan de dijkplichtigen; dit woord stamt dus uit den tijd, toen het onderhoud van dijkgedeelten, z.g. dijkpanden, kwam ten laste van de aangelanden, een stelsel, dat verlaten is voor het z.g. gemeen maken van de dijken, waarbij het bestuur van het waterschap zorg...

(stoelde, heeft gestoeld), 1. (van planten) zich tot een stoel vormen: de aardappelen — breed, groeien breed uit; 2. op, rusten op, voortspruiten uit.